Zians-Haas Advocaten
Zians-Haas Rechtsanwälte

Uitzonderingen op privacywet mogelijk bij sociale inspectie

30.03.2015

Sociale inspecteurs worden vrijgesteld van de verplichting om kennis te geven, inzage te verlenen en verbeteringen aan te brengen in de persoonsgegevens die ze voor de uitoefening van hun opdrachten van bestuurlijke politie verzamelen.

Privacywet biedt garanties
De privacywet van 8 december 1992 biedt garanties bij de verwerking van persoonsgegevens. Zo garandeert de wetgever onder andere dat de betrokkene informatie krijgt over het doel van het onderzoek. Ook de naam en het adres van de degene die verantwoordelijk is voor de verwerking wordt meegedeeld. Bij die rechten van de betrokkenen heeft men het bijvoorbeeld ook over de verstrekking van de gegevens in begrijpelijke vorm en over het recht om onjuiste persoonsgegevens kosteloos te doen verbeteren.

Maar de wetgever heeft zelf uitzonderingen ingelast. Bepaalde voorschriften – dit zijn de garanties opgenomen in de artikelen 9, 10, § 1, en 12 van de privacywet — zijn niet van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens die worden beheerd door openbare overheden die aangewezen zijn bij een in ministerraad overlegd koninklijk besluit ‘met het oog op de uitoefening van hun opdrachten van bestuurlijke politie’.

Niet van toepassing
Een uitvoeringsbesluit van die aard is nu verschenen. Dit betekent dat de hierboven opgesomde garanties niet van toepassing zijn op de sociale inspecteurs en op de ambtenaren van een reeks ‘openbare overheden’, in het raam van hun opdrachten van bestuurlijke politie. Men verwijst hier naar het sociaal strafwetboek: boek 1, titel 2 en titel 4, hoofdstuk 3. Dat zijn onder andere de bepalingen over de administratieve vervolging van de inbreuken.

Het gaat om volgende overheden:

Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (FOD WASO);
Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA);
Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid;
Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ);
Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie (RJV);
Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV);
Federaal Agentschap voor de Kinderbijslag;
Dienst voor de Bijzondere Socialezekerheidsstelsels (DIBISS);
Fonds voor Arbeidsongevallen (FAO);
Fonds voor de Beroepsziekten;
Controledienst voor de Ziekenfondsen en de Landsbonden van ziekenfondsen;
Rijksdienst voor Pensioenen (RVP);
Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen (RSVZ).
Arbeidsrecht en sociale zekerheid
Het verslag aan de Koning verduidelijkt dat het hier gaat over de ambtenaren die onder het gezag staan van de ministers die bevoegd zijn voor Sociale Zaken, Werk, Pensioenen en Zelfstandigen, en over de ambtenaren van sommige sociale parastatalen die onder deze ministers vallen, en die belast zijn met het toezicht op de toepassing van de wetten en reglementen van het arbeidsrecht en de sociale zekerheid. Het verslag somt die categorieën van ambtenaren op.

Ze worden ‘sociale inspecteurs’ genoemd. Zij houden toezicht op de naleving van de sociale wetgeving. Hun bevoegdheden komen ook aan bod in het verslag: ze mogen bijvoorbeeld bij de uitoefening van hun opdracht op elk ogenblik van de dag of van de nacht, zonder voorafgaande verwittiging, vrij binnengaan in alle werkplaatsen of andere plaatsen die aan hun toezicht onderworpen zijn of waarvan zij redelijkerwijze kunnen vermoeden dat daar personen tewerkgesteld zijn die onderworpen zijn aan de bepalingen van de wetgeving waarop zij toezicht uitoefenen.

De inspecteurs verzamelen uiteraard gegevens, waaronder persoonsgegeven van natuurlijke personen. Maar hun opdrachten van bestuurlijke politie verliezen hun impact wanneer de betrokken persoon het recht heeft om kennis te krijgen van de persoonlijke gegevens die in een verwerking zijn opgenomen.

Bewijzen laten verdwijnen
De beperking van de rechten van de betrokkenen vloeit, zo blijkt uit het verslag, voort uit de geest van de sociale wetten, de wetgeving rond arbeidsinspectie en allerlei regels waarop de inspecteurs toezicht moeten houden.

Het is evident dat een sociale inspecteur een werkgever niet op de hoogte zal brengen wanneer hij bijvoorbeeld vermoed dat de werkgever in kwestie zich schuldig maakt aan zwartwerk of tewerkstelling van illegalen. Indien de inspecteur hiertoe zou worden verplicht, dan zou de verdachte werkgever zijn illegale praktijken kunnen verstoppen of bewijzen laten verdwijnen. Verdere controle zou dan zinloos worden.

Samengevat. Sociale inspecteurs die gegevens verzamelen over een persoon van wie ze vermoeden dat hij inbreuken pleegt op de sociale wetgeving, kunnen de vermoedelijke dader niet op de hoogte brengen zonder het onderzoek te schaden. Hetzelfde geldt voor degenen die de documenten van de sociale inspecteurs verwerken.

Bron:Koninklijk besluit van 11 maart 2015 ter uitvoering van artikel 3, § 5, 3° van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, BS 25 maart 2015

<< ga terug